6 Bathymetrie en morfodynamiek
Het Volkerak-Zoommeer in zijn huidige vorm is een “afgesloten zeearm” waarin nog veel van de kenmerken van het voormalige intergetijdegebied bewaard zijn gebleven: er is een diepe centrale geul met steile taluds en aansluitende ondiepten met minder steil talud en drooggevallen platen. Binnen een paar maanden werd het water zoet en het peil werd beheerd rond 0 cm NAP. Daardoor viel een deel van het voormalige intergetijdegebied permanent droog. Oeverafslag als gevolg van het gefixeerde peil werd gestopt door de aanleg van vooroevers, en in de periode 1989-99 werd een veertigtal eilandjes aangelegd met een totale oppervlakte van circa 80 ha.
6.1 Bathymetrie
De bathymetrie is opgenomen in de geografische database BaseLine. Hierin wordt de bathymetrie samengesteld vanuit vaklodingen en hoogtemetingen in combinatie met interpolatie. Hieruit is de bathymetriekaart zichtbaar in figuur 6.1 onttrokken.
Figuur 6.1: Bathymetrie van het Volkerak-Zoommeer op basis van Baseline
Wanneer men de bathymetrie tussen de jaren 1992 en 2019 vergelijkt voor het Krammer-Volkerak (figuur 6.2) blijkt dat er in grote delen weinig is veranderd (minder dan 0,3 m sedimentatie of erosie) en dat in de ondiepere delen beperkt sedimentatie heeft plaatsgevonden. Zeer lokaal zijn de verschillen groter: enkele meters erodie bij de Krammersluizen en enkele meters sedimentatie bij de Volkerakspuisluizen.

Figuur 6.2: Verschil in bodemhoogte tussen de jaren 2019 en 1992 (RWS, 2020)
6.3 Bergingscapaciteit
De bergingscapaciteit van het Volkerak Zoommeer is bepaald aan de hand van de volgende databronnen:
Samengesteld hoogteraster met een celgrootte van 5 x 5 m, opgebouwd uit:
- Volkerak (3600, 3700) | opnamejaar 2019 | celgrootte: 10 x 10 m
- Zoommeer en Eendracht (3900) | opnamejaar 2019 | celgrootte: 2 x 2 m
- Lodingen ondiepe oevers Volkerak + Zoom | opnamejaar 2019
- Lodingen omliggende havens
- AHN3 | opnamejaar 2015 | celgrootte: 5 x 5 m
aangevuld met:
- Bathse spuikanaal (6302) | opnamejaar 2019 | celgrootte: 2 x 2 m
- Kreekrak bufferbekken (3908) | opnamejaar 2019 | celgrootte: 1 x 1 m
- AHN3 | opnamejaar 2015 | celgrootte: 5 x 5 m
Het oppervlak van het Volkerak-Zoommeer op basis van peil is weergegeven in figuur 6.3 en het volume op basis van peil is weergegeven in figuur 6.4.

Figuur 6.3: Oppervlakte Volkerak-Zoommeer in relatie tot peil.

Figuur 6.4: Volume Volkerak-Zoommeer in relatie tot peil.
6.4 Sedimentsamenstelling
In het kader van de quaggamosselmonitoring wordt sinds 2011 ook de aard van het sediment genoteerd. Dit wordt op het oog ingeschat op basis van de enkele criteria zoals omschreven in Bij de Vaate, Jansen en Bij de Vaate -bij de Vaate, Jansen, and bij de Vaate (2018). Bij deze sedimentmonsters werd in eerste instantie de bovenste sliblaag geanalyseerd (zie figuur 6.5), echter vanaf 2016 wordt ook wanneer er gelaagdheid zichtbaar is in het monster de bodemlaag geclassificeerd (zie figuur 6.6). Wanneer er tijdens een monster een veenbodem wordt aangetroffen is dit ook genoteerd (zie figuur 6.7). In 2014 zijn de sedimentmonsters niet geanalyseerd. Er is nog geen trendanalyse uitgevoerd over de periode 2011-2020.
In de studie van Kessel et al. (2016) is de erosiegevoeligheid en de chemische kwaliteit van de sedimentbodem onderzocht. Hieruit bleek dat een deel van de toplaag van het sediment erosiegevoelig is en bij een scenario met herintroductie van getij zou kunnen resuspenderen. In dit scenario gaat het vooral om resuspensie in een groot gedeelte van de geulen omdat deze minder diep zijn en de stroomsnelheid hierin groter zal worden. In dit scenario zou het Volkerak-Zoommeer een tijdelijk exporterend systeem voor slib worden.
Figuur 6.5: Bovenlaag Lutum fractie gemeten in het Volkerak-Zoommeer
Figuur 6.6: Bodem Lutum fractie gemeten in het Volkerak-Zoommeer
Figuur 6.7: Veen gemeten in het Volkerak-Zoommeer
In Leonard Ost’e (2012) is de potentie voor nalevering van fosfor vanuit de bodem onderzocht. Hierin werd gevonden dat het fosforgehalte van de bodem sterk kan verschillen (van 0,4 g/kg tot 1,8 g/kg) en dat dit sterk samenhangt met het slibgehalte van de bodem. In deze studie is de berekende nalevering van ortho-P vanuit de bodem is geschat 0,6 g/m2/jaar (waarvan 80% in het zomerhalfjaar). Deze studie beoordeelde de interne belasting als niet hoog en ook de ijzer/fosforverhouding voldoet aan de in de studie gestelde criteria (10 mol Fe / P mol).