8 Ecologie water

8.1 Ecotopen en habitats

Ecotopen

Van de Maas, de Rijntakken-Oost, de Rijn-Maasmonding, het Volkerak-Zoommeer en het IJsselmeergebied wordt om de 6 jaar een ecotopenkaart geleverd. Voor meer gedetaileerde informatie over de ecotopenkaarten zie Ecotopen informatie waterinfo-extra.

De 1e cyclus karteringen zijn uitgevoerd in de periode van 1997 tot en met 1998 (jaar van fotovluchten). De 2e cyclus karteringen zijn uitgevoerd in de periode van 2004 tot en met 2006 (jaar van fotovluchten). De 3e cyclus karteringen zijn uitgevoerd in de periode van 2008 tot en met 2012 (jaar van fotovluchten). De 4e cyclus karteringen zijn uitgevoerd in de periode van 2012 tot en met 2018 (jaar van fotovluchten). De vijfde cyclus kartering betreft de kartering van alle bovengenoemde watersystemen, waarvan de Rijntakken-Oost en Maas in 2017 zijn ingewonnen en de inwinning van de meren in 2021 gepland staat en de Rijnmaasmonding in 2024. Dit bestand laat op het moment van schrijven dus alleen de 5e cyclus Rijntakken-Oost en Maas van 2017 zien (23 september 2020).

Figuur 8.1: Ecotopen cyclus opgenomen in het Volkerak-Zoommeer

Natura 2000 Vanuit het RIVM in samenwerking met de Provincies van Nederland zijn de stikstofgevoelige habitattypen binnen Natura 2000 gebieden in kaart gebracht. Momenteel speelt er een aanwijzingsbesluit rond het Volkerak-Zoommeer om hier een Natura-2000 gebied van te maken. Op de internetpagina van Natura 2000 is een overzicht te vinden met de ontwerpdoelen voor het Krammer-Volkerak.

Onder het project AERIUS zijn kaarten met de verschillende habitattypen uitgebracht. In figuur 8.2 wordt een uitsnede van de habitattypen relevant voor het Volkerak-Zoommeer getoond.

Figuur 8.2: Natura 2000 habitattypen rond het Volkerak-Zoommeer (AERIUS, 2019)

8.2 Fytoplankton

Maandelijks worden er metingen verricht aan fytoplankton in het Volkerak-Zoommeer. Deze rapportage focust zich op de blauwalgenontwikkeling.

8.2.1 Algentellingen

De algentellingen worden maandelijks door Rijkswaterstaat (RWS) uitgevoerd als onderdeel van het MWTL programma. De volgende genera zijn bij dit overzicht opgenomen onder de classificatie blauwalgen:

  • Aphanocapsa
  • Aphanothece
  • Aphanizomenon
  • Chroococcales
  • Cyanodictyon
  • Cyanogranis
  • Dichotomoccus
  • Dolichospermum (voorheen : Anabaena)
  • Lemmermanniella
  • Merismopedia
  • Microcystis
  • Planktolyngbya
  • Pseudanabaena
  • Snowella
  • Woronichinia

Bij de algentellingen is het aantal individuen van blauwalgen in beeld gebracht (figuur 8.3). Ook het relatieve aandeel dat de blauwalgen ten opzichte van andere fytoplanktonsoorten vormt, is weergegeven (figuur 8.4). Op genusniveau is ook het voorkomen van de soorten over de jaren in beeld gebracht (figuur 8.5). Deze analyse is eerder uitgevoerd en gerapporteerd in Weeber et al. (2018).

Abudantie klassen gemeten

Figuur 8.3: Abudantie klassen gemeten

Aandeel klassen gemeten

Figuur 8.4: Aandeel klassen gemeten

Blauwalgen genus ontwikkelingen

Figuur 8.5: Blauwalgen genus ontwikkelingen

8.2.2 Blauwalgen achtergrond

Wat zijn blauwalgen?
Blauwalgen, ook wel cyanobacteriën genoemd, zijn een groep van fotosynthetische bacteriën. Onder de juiste groeicondities kunnen de blauwalgen snel in aantallen toenemen en drijflagen vormen. Daarnaast kunnen blauwalgen-cellen zich in de bodem nestelen (Cires et al., 2013) waar ze in staat zijn om te overwinteren (spoorvorming) en vervolgens de basis vormen voor een zomerbloei (Verspagen et al., 2005; Schöne, 2010). Een excessieve blauwalgenbloei zorgt voor overlast in de vorm van stinkende drijflagen, zuurstofloze situaties en afgifte van giftige stoffen (toxinen) met negatieve gevolgen voor planten-, dierensoorten en watergebruikers. De aanwezigheid van blauwalgen heeft negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit waardoor het water onbruikbaar is voor de landbouw, ondrinkbaar voor vee, ongeschikt voor beregening en gevaarlijk als zwemwater (MER Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer, 2012).
Veel voorkomende soorten blauwalgen in Nederland zijn Dolichospermum sp. (voorheen Anabaena spp.), Aphanizomenon spp., Microcystis spp. en Planktothrix spp. In het Volkerak is met name Microcystis dominant. De cellen van Microcystis zijn rond en groeien in kolonies met een slijmlaag eromheen (Verspagen 2006). Deze cellen bevatten gasvacuoles waarmee ze hun drijfvermogen kunnen regelen (Ibelings et al. 1991). In stilstaand water accumuleren Microcystis-kolonies aan de oppervlakte en vormen zodoende drijflagen. Microcystis, als kolonievormende soort benut zijn drijfvermogen op een meer dynamische wijze dan veel andere cyanobacteriën, wat deze soort een voordeel biedt en zijn succes mede verklaart (Reynolds et al., 1987).

Voorkomen en trend
In het begin van de jaren negentig was er sprake van grote overlast door blauwalgen in het Volkerak-Zoommeer. Rond 2008 trad een duidelijke verbetering van de situatie op, welke samenviel met de komst van de Quagga mossel (Van Hoorn & Visser, 2012). Hoewel er geen consensus bestaat of de Quagga mossel een zegen of een gevaar is in de wateren van Nederland (Van der Kamp, 2015), wordt de begrazing door de Quagga mossel als belangrijkste oorzaak gezien van de toegenomen helderheid in het Volkerak-Zoommeer (De Vries & Postma, 2013). ‘Enclosure experimenten’ van Waajen et al. (2016) bevestigen in elk geval dat Quagga mosselen blauwalgen goed kunnen wegfilteren.
In recente jaren worden er echter weer meer blauwalgenplagen geconstateerd in het Volkerak-Zoommeer. Deze constatering is gebaseerd op visuele waarnemingen, maar de toename kan echter niet statistisch aan worden getoond op basis van de bestaande data (MWTL metingen, cyanochlorofyll-metingen vanaf de meetpaal nabij de Binnenschelde, periodieke luchtfoto’s door Rijkswaterstaat Zee en Delta, of de innamestops van zoetwater die zijn geregistreerd door het waterschap; Weeber et al., 2018).

Stuurfactoren
De stuurfactoren die bepalend zijn voor het ontstaan van blauwalgenbloeien zijn grotendeels bekend. Kort samengevat groeien blauwalgen goed in water met veel nutriënten (stikstof en fosfaat), hoge temperaturen (>20 °C), en lichte en luwe winden en stromingen (Veraart & Klosterman, 2012). Dit zijn de ideale omstandigheden om van groei tot bloei te komen. Het is echter lastig om precieze kwantitatieve grenzen aan de stuurfactoren te stellen waarbij de blauwalgenbloei voorkomen wordt, mede gezien de interacties tussen de verschillende factoren. Hieronder worden de bekende stuurfactoren in meer detail besproken. Waar bekend, zijn ook de toegepaste grenswaarden beschreven.

  • Nutriënten: Hoge nutriënten concentraties geven gelegenheid aan het ontstaan van grote algenbiomassa’s, waardoor er meer ‘selfshading’ optreedt en er dus meer concurrentie om licht ontstaat; blauwalgen hebben hier voordeel bij omdat zij goed om kunnen gaan met lage licht intensiteiten. In het beheer van het Volkerak-Zoommeer werd in de jaren negentig uitgegaan van een maximaal toelaatbaar fosfaatgehalte van 0,10 mg P per liter (zomerhalfjaar gemiddelde). Het RIZA concludeerde dat bij dit fosfaatgehalte de algenbloei niet zal worden beperkt (Wanningen & Boute, 1997), daarvoor moet het fosfaatgehalte lager dan 0,03 mg P per liter zijn (Van den Hark, 1993). Het stikstofgehalte zou in principe ook als stuurfactor kunnen worden toegepast, maar is in zoetwatersystemen minder vaak limiterend. Bovendien zijn sommige blauwalgen in staat tot stikstoffixatie, waardoor zij minder afhankelijk zijn van de opgeloste stikstofconcentraties in de omgeving.
  • Temperatuur: Microcystis laat een sterke toename in groeisnelheid met een stijgende watertemperatuur zien. De toename in groeisnelheid is groter dan voor andere fytoplanktonsoorten (Coles & Jones 2000). Hierdoor versterkt Microcystis zijn concurrentiepositie met toenemende temperatuur van het water. Bovendien wordt wel geopperd dat juist stijgende watertemperatuur Microcystis mobiliseert en vrijmaakt van het sediment en dus zorgt voor een (extra grote) entpopulatie op het moment dat de condities gunstig zijn voor groei. Daarnaast heeft Microcystis een voordeel ten opzichte van groenalgen onder hoge pH en lage CO2 concentraties omdat Microcystis, net zoals andere cyanobacteriën als Dolichospermum (het vroegere Anabaena) en Aphanizomenon, bicarbonaat kan opnemen (Talling 1976). Een hoge temperatuur, hoge pH en lage CO2 concentraties zijn normale verschijnselen in eutrofe systemen, juist in de zomermaanden wanneer de cyanobacteriën tot bloei komen.
  • Luwe omstandigheden: Lichte/luwe winden, korte strijklengtes, en lage stromingssnelheden vergroten de kans op het optreden van stratificatie. Stratificatie leidt tot een kleinere mengdiepte, waardoor (alle soorten) algen meer licht ervaren en harder kunnen groeien en dus sneller tot bloei kunnen komen. Overigens kunnen bij langdurige stratificatie de nutrienten in de toplaag uitgeput raken, en kan dit de algengroei juist beperken. Daarnaast bieden momenten van stratificatie algen de kans om even te ontsnappen aan bodemgebonden schelpdierengraas, wat tot algenpieken kan leiden in verder graasgedomineerd systeem (Kramer et al, 2016). Blauwalgen hebben nog eens extra baat bij luwe omstandigheden doordat deze hen de mogelijkheid bieden om hun goede drijfvermogen te benutten en drijflagen te vormen; hiervoor dienen de blauwalgen al wel geëtableerd te zijn. Bij grotere stroming of turbulentie worden de kolonies fysiek uit elkaar geslagen. Verblijftijden: Bij lage verblijftijden wordt continu een deel van de algenpopulatie weggespoeld, en krijgen de algen gewoonweg niet de kans om een grote biomassa te bereiken. In de Ontwerp-MER werd aangenomen dat bij een verblijftijd van het water die korter is dan circa 30 dagen verondersteld mag worden dat er minder kans is op explosieve groei van blauwalgen (Verspagen, et al., 2005). Op basis van gemeten (en modelgecorrigeerde) debieten (Vergroesen, 2020) bedraagt de gemiddelde verblijftijd van het totale Volkerak-Zoommeer over de afgelopen 9 jaar rond de 120 dagen, maar dit varieert natuurlijk lokaal en door de tijd heen.
  • Graas: blauwalgen ondervinden in het algemeen minder last van graas dan andere algensoorten. Dit hebben ze te danken aan hun draad- of kolonievorming, en in sommige gevallen ook aan hun eventuele giftigheid. Dit geldt zeker voor graas door zoöplankton, maar ook voor graas door sommige schelpdiersoorten. Toch lijken Quagga’s in staat om blauwalgen weg te kunnen filteren (Waajen et al. 2016). In de periode 2001-2003 is er door TNO-MEP, Rijkswaterstaat en bureau Waardenburg onderzoek uitgevoerd hoe de filterende werking van driehoeksmosselen (Dreissena polymorpha) ingezet kan worden om de waterkwaliteit van het Volkerak-Zoommeer te verbeteren. Om daadwerkelijk een positief effect te hebben op de doorzicht/troebelheid van het water in het Volkerak-Zoommeer werd berekend dat de dichtheden driehoeksmossel dusdanig hoog moeten zijn dat in 3 dagen al het water in het systeem door de mosselen kan worden gefilterd. Volgens de onderzoekers komt dit voor het Volkerak-Zoommeer neer op een dichtheid van gemiddeld 2700 driehoeksmosselen/m2 (Bak & Schouten, 2004).
  • Zout: veel zoetwateralgen kunnen niet overleven in zoute wateren. Wel kunnen enkele blauwalgensoorten overleven in brak water. Verzilting zou voor cyanobacteriën dus gunstiger kunnen zijn dan voor andere algensoorten (Paerl & Huisman, 2008). Een minimum van 15 ppt is gewenst om Anabaena bloeien te voorkomen (Van Duren et al, 2006). Overigens bestaan er ook mariene algen die toxisch zijn.

Effect op het ecosysteem?
In 2021 is door Deltares een literatuurstudie en beknopte data-analyse uitgevoerd, op basis waarvan geconcludeerd wordt dat er in het Volkerak-Zoommeer systeem zelf vooralsnog geen aanwijzingen zijn dat blauwalgen het voedselweb of het ecosysteem negatief beïnvloeden (Deltares, 2021). Aanwijzingen zoals vis- of vogelsterfte, slecht doorzicht en ontbreken van ondergedoken waterplanten komen in het Volkerak-Zoommeer niet voor. De visstand is afgenomen, maar dat komt mogelijk door een afname in nutriënten. Waterplanten, zoals Zannichellia, nemen toe terwijl dit soorten zijn die, vanwege het feit dat ze permanent ondergedoken zijn, niet zouden voorkomen bij hoge blauwalgenbiomassa. Het lijkt er daarom op dat het effect van blauwalgen op de ecologie en het voedselweb van het Volkerak-Zoommeeer beperkt is.

Referenties Bak, A., & Schouten, P. (2004). Eutrofiëring en blauwalgen: stimulering van Driehoeksmosselen in het Volkerak-Zoommeer. H2O Tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer, 37, 19-22.
Cires, S., L. Wormer, D. Carrasco, A. Quesada, 2013. Sedimentation pattersn of toxin-producing Microcystis morphospecies in freshwater reservoirs. Toxins 3;5(5):939-57. doi: 10.3390/toxins5050939.
Deltares (2021): Blauwalgen in het ecosysteem van het Volkerak-Zoommeer, auteur Miguel Dionisio Pires, Deltares rapport 11206834-000-ZKS-0024, november 2021. https://pub.kennisbank.deltares.nl/Details/fullCatalogue/1000020638
Ibelings B.W., L.R. Mur, & A.E. Walsby (1991) Diurnal changes in buoyancy and vertical distribution in populations of Microcystis in two shallow lakes. Journal of Plankton Research 13: 419-436.
Kramer, L., Los, H., Troost, T., Genseberger, M., Thiessen, M., & Boderie, P. (2016). 3D model van het Volkerak- Zoommeer voor waterkwaliteit en primaire productie.
MER, 2012. Milieueffectrapportage waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer. Planstudie Waterkwaliteit Volkerrak Zoommeer. April 2012.
Paerl, H. W., & Huisman, J. (2009). Climate change: A catalyst for global expansion of harmful cyanobacterial blooms. Environmental Microbiology Reports, 1(1), 27–37. https://doi.org/10.1111/j.1758-2229.2008.00004.x
Reynolds, C. S., Oliver, R. L., & Walsby, A. E. (1987). Cyanobacterial dominance: The role of buoyancy regulation in dynamic lake environments. New Zealand Journal of Marine and Freshwater Research, 21(3), 379–390. https://doi.org/10.1080/00288330.1987.9516234
Schöne K., Jähnichen S., Ihle T., Ludwig F., Benndorf J. Arriving in better shape: Benthic Microcystis as inoculum for pelagic growth. Harmful Algae. 2010;9:494–503. doi: 10.1016/j.hal.2010.03.005.
Van den Hark, M. H. C. (1993). Eutrofiëringsonderzoek Volkerak-Zoommeer; ontwikkelingen van 1988-1990 en prognoses: RIZA.
Van Hoorn, I., & Visser, S. (2012). Zoetwater Rapportage 2012. Op weg naar een duurzame zoetwater voorziening in de Zuidwestelijke Delta. . Goes: Stuurgroep Zuidwestelijke Delta.
Van der Kamp, M., Penning, E., 2015. Quaggamosselen in Nederland: zegen of gevaar? H20-online, 20 juni, 1-8. http://vakbladh2o.nl/index.php/h2o-online/recente-artikelen/entry/quaggamosselen-in-nederland-zegen-of-gevaar
Van Duren, L., Boers, P., de Vries, I. (2006). Is there a green solution for a blue-green problem leading to clear blue water? Results of the expert evaluation of model calculations on management scenarios to eradicate cyanobacteria from the Volkerak - Zoommeer area. Report number: RIKZ/2006.025
Veraart, J.A., J.E.M. Klosterman, 2012. De rol van onzekerheid in kennis in de PLAN-MER procedure van het Volkerak-Zoommeer. Deelrapportage 1: desktop studie. Alterra.
Vergroesen, T. (2020). Wtaer en Chloridebalans Volkerak-Zoommeer. Deltares rapport 11203741-000-ZKS-0019.
Verspagen, J. M. H., Boers, P., Laanbroek, H. J., & Huisman, J. (2005). Doorspoelen of opzouten? Bestrijding van blauwalgen in het Volkerak-Zoommeer, . In N. I. v. E. Universiteit van Amsterdam, RIZA (Ed.).
Verspagen, 2006. Benthic-pelagic coupling in the population dynamics of the cyanobacterium Microcystis. Proefschrift Universiteit Utrecht.
Verspagen, J. M. H., Passarge, J., J¨ohnk, K. D., Visser, P. M., Peperzak, L., Boers, P., Laanbroek, H. J., & Huisman, J. 2006. Water management strategies against toxic Microcystis blooms in the Dutch delta. Ecological Applications 16, 313-327.
Vries, I. de, H. Postma, 2013. Quick scan waterkwaliteit en ecologie Volkerak-Zoommeer. 1207783-000-VEB-0005. Deltares 2013.
Waajen, G.W.A.M.; N.C.B. Van Bruggen; L.M.D. Pires; W. Lengkeek, M. Lurling, 2016. Biomanipulation with quagga mussels (Dreissena rostriformisbugensis) to control harmful algal blooms in eutrophic urban ponds. Ecological Engineering 90, 141-150.
Wanningen, H., & Boute, M. G. (1997). Een meer in ontwikkeling. Evaluatie van het beheer en de ontwikkeling van het Volkerak/Zoommeer over de periode 1987-1995.
Weeber, M. P., Kramer, L., Genseberger, M., Tiessen, M. C. H., Troost, T. A., Eijsberg-Bak, C. I., … 11201. (2018). Data-analyse en modelvalidatie van het Volkerak-Zoommeer ecosysteem, met focus op blauwalgen en Quaggamosselen. Deltares rapport 11201168-000-ZKS-0012.

8.2.3 WISP onderzoek

De WISP is een hyperspectrale camera waarmee onder andere chlorofyl-a, fycocyanine (blauwalgenpigment) en zwevend stof gedetecteerd en gekwantificeerd kan worden. Gedurende 2018 is er op het Volkerak-Zoommeer gemeten met een handheld WISP-3. In 2019 is er een continu metend WISP-station geplaatst in het Volkerak aan de meetpaal nabij de haven van Galathea. In figuur 8.6 wordt een overzicht van de WISP metingen in 2019 getoond.

WISP resultaat voor fycocyanine bij meetpunt Galathea in het jaar 2019

Figuur 8.6: WISP resultaat voor fycocyanine bij meetpunt Galathea in het jaar 2019

Het WISP-station kan ook dienen als correctie meetstation om satelliet beelden te calibreren. Een vergelijking met Sentinel 3 satellietbeelden is gemaakt in Eleveld & Gwee (2019).

8.2.4 eDNA onderzoek

Uit het eDNA onderzoek in het Volkerak-Zoommeer van 2018 (Tanis et al. 2020a) blijkt dat het eDNA materiaal afneemt over de periode mei t/m juli, maar een sterke toename laat zien in augustus. Deze stijging in augustus is het sterkst bij het bacteriële-eDNA.

eDNA aandeel functionele groepen in het Volkerak (TanisEtAll, 2020)

Figuur 8.7: eDNA aandeel functionele groepen in het Volkerak (TanisEtAll, 2020)

eDNA legenda bij functionelee groepen (TanisEtAll, 2020)

Figuur 8.8: eDNA legenda bij functionelee groepen (TanisEtAll, 2020)

De concentratie van blauwalgen afkomstig eDNA verduizendvoudigt gedurende de meetperiode in 2018. Er zijn in totaal acht genera blauwalgen aangetroffen. In alle vier de bemonsteringen zijn de genera Dolichospermum en Prochlorococcus aangetroffen. In augustus heeft Microcystis veruit de hoogste concentratie, meer dan 10x zoveel als Aphanizomenon die het op één na grootste aandeel heeft.

eDNA genera van aangetroffen cyanobacterieën in het Volkerak (TanisEtAll, 2020)

Figuur 8.9: eDNA genera van aangetroffen cyanobacterieën in het Volkerak (TanisEtAll, 2020)

8.2.5 Foto database

Rijkswaterstaat systeembeheerder heeft een Foto database aangelegd om de blauwalgenproblematiek in kaart te brengen. Deze foto’s worden gemaakt vanaf inspectievluchten en -vaarten.

8.3 Primaire productie

Er zijn geen primaire productie metingen in het Volkerak-Zoommeer. Wel zijn er modelresultaten op basis van waterkwaliteit- en algenmodelering.

Model resultaten primaire productie

In 2016 is er een nieuw hydrodynamisch- en waterkwaliteitsmodel opgezet voor het Volkerak-Zoommeer (Kramer et al. 2016). In dit nieuwe model is in het kader van beheer, onderhoud en ontwikkeling van waterkwaliteitsmodelschematisaties van Rijkswaterstaat het verouderde, bestaande 2D waterkwaliteitsmodel uitgebreid tot een 3D waterkwaliteitsmodel dat primaire productie en graas door mosselen beschrijft. Een belangrijke aanleiding hiervoor was dat mosselen in de afgelopen jaren tot een belangrijke factor in het Volkerak-Zoommeer zijn uitgegroeid.

In Deltares (Kramer et al. 2016) is een vergelijking gemaakt tussen het model met en zonder mosselen. In deze validatie ligt de focus op de blauwalgenbloeien en is enkel het model gedraaid inclusief mosselen.

Voor de modeluitbreiding naar de jaren 2014 t/m 2016 (Weeber et al. 2018) zijn de meteorologie, debieten, watertemperatuur, saliniteit en lozingen aangepast. De overige modelinstellingen en parameters zijn identiek gehouden aan de modelopzet. Een uitgebreide modelbeschrijving kan worden gevonden in Kramer et al. (2016). Als initiële condities zijn de eindwaarden gebruikt van de modelrun van 2013 in het model van 2014 t/m 2016 (Weeber et al. 2018).

Steenbergen
Resultaten van Delft3D Waterkwaliteit model bij meetstation Steenbergen ivt metingen voor het Volkerak-Zoommeer, jaren 2014-2016

Figuur 8.10: Resultaten van Delft3D Waterkwaliteit model bij meetstation Steenbergen ivt metingen voor het Volkerak-Zoommeer, jaren 2014-2016

Resultaten van Delft3D Waterkwaliteit model rond algensamenstelling bij meetstation Steenbergen voor het Volkerak-Zoommeer, jaren 2014-2016

Figuur 8.11: Resultaten van Delft3D Waterkwaliteit model rond algensamenstelling bij meetstation Steenbergen voor het Volkerak-Zoommeer, jaren 2014-2016

Resultaten van Delft3D Waterkwaliteit model rond algengroei limitatie bij meetstation Steenbergen voor het Volkerak-Zoommeer, jaren 2014-2016. Hierbij wordt met de onderstaande gekleurde balken aangegeven wanneer de beschikbaarheid van Licht (L), Stikstof (N), Fosfaat (P), Silicaat (Si) de algen groei limiteerd, of wanneer dit de groeisnelheid is (gro) of sterfte (mor).

Figuur 8.12: Resultaten van Delft3D Waterkwaliteit model rond algengroei limitatie bij meetstation Steenbergen voor het Volkerak-Zoommeer, jaren 2014-2016. Hierbij wordt met de onderstaande gekleurde balken aangegeven wanneer de beschikbaarheid van Licht (L), Stikstof (N), Fosfaat (P), Silicaat (Si) de algen groei limiteerd, of wanneer dit de groeisnelheid is (gro) of sterfte (mor).

Oesterdam
Resultaten van Delft3D Waterkwaliteit model bij meetstation Oesterdam ivt metingenvoor het Volkerak-Zoommeer, jaren 2014-2016

Figuur 8.13: Resultaten van Delft3D Waterkwaliteit model bij meetstation Oesterdam ivt metingenvoor het Volkerak-Zoommeer, jaren 2014-2016

Resultaten van Delft3D Waterkwaliteit model rond algensamenstelling bij meetstation Oesterdam voor het Volkerak-Zoommeer, jaren 2014-2016

Figuur 8.14: Resultaten van Delft3D Waterkwaliteit model rond algensamenstelling bij meetstation Oesterdam voor het Volkerak-Zoommeer, jaren 2014-2016

Resultaten van Delft3D Waterkwaliteit model rond algengroei limitatie bij meetstation Oesterdam voor het Volkerak-Zoommeer, jaren 2014-2016. Hierbij wordt met de onderstaande gekleurde balken aangegeven wanneer de beschikbaarheid van Licht (L), Stikstof (N), Fosfaat (P), Silicaat (Si) de algen groei limiteerd, of wanneer dit de groeisnelheid is (gro) of sterfte (mor).

Figuur 8.15: Resultaten van Delft3D Waterkwaliteit model rond algengroei limitatie bij meetstation Oesterdam voor het Volkerak-Zoommeer, jaren 2014-2016. Hierbij wordt met de onderstaande gekleurde balken aangegeven wanneer de beschikbaarheid van Licht (L), Stikstof (N), Fosfaat (P), Silicaat (Si) de algen groei limiteerd, of wanneer dit de groeisnelheid is (gro) of sterfte (mor).

8.4 Zoöplankton

Zoöplankton wordt incidenteel bemeten in het Volkerak-Zoommeer. In 2019 zijn er meerdere metingen uitgevoerd.

Zoöplanktontellingen

In 2019 is er een inventarisatie gemaakt van de mesozoöplankton in diverse zoete Rijkswateren (de Beavese‘ere-Storm (2020)). Zo ook bij het meetpunt STEENBGN, OESTDM en VK in het Volkerak-Zoommeer. Bij het monster van OESTDM waren er teveel storende cyanobacteria aanwezig en dit is hierom niet verder geanalyseerd. Dit kan leiden tot een onderschatting van het aantal individuen dat aanwezig is in het monster.

Bij het meetpunt Steenbergen (STEENBGN) zijn er 40 taxa aangetroffen in de periode van april tot en met oktober. De meest aangetroffen soorten op deze locatie zijn Copepoda, Synchaeta en Polyarthra.

Aantallen mesozoöplankton per liter  bij meetpunt Steenbergen ,de Beauveseere-Storm, 2020

Figuur 8.16: Aantallen mesozoöplankton per liter bij meetpunt Steenbergen ,de Beauveseere-Storm, 2020

Het biovolume zoöplankton op deze locatie is gemiddeld 0,10 mm3 per liter (figuur (fig:SteenbergenBiovolume)). Het grootste biovolume in de maand april wordt bepaald door de nauplii en copepodieten van de Copepoda. In de maand mei door de Branchiopoda die voornamelijk bestaat uit de watervlooi Daphnia. Een van de zeven (14%) monsters bevat storend sediment.

Biovolume in mm3 mesozoöplankton per liter  bij meetpunt Steenbergen (de Beauveseere-Storm, 2020)

Figuur 8.17: Biovolume in mm3 mesozoöplankton per liter bij meetpunt Steenbergen (de Beauveseere-Storm, 2020)

Bij het meetpunt Oesterdam (OESTDM) zijn er 47 taxa aangetroffen in de periode van maart tot en met oktober. De meest aangetroffen soorten van deze locatie zijn Copepoda, Synchaeta en Keratella quadrata.

Aantallen per liter mesozoöplankton bij meetpunt Oesterdam (de Beauveseere-Storm, 2020)

Figuur 8.18: Aantallen per liter mesozoöplankton bij meetpunt Oesterdam (de Beauveseere-Storm, 2020)

Het biovolume zoöplankton op deze locatie is gemiddeld 0,11 mm3 per liter (figuur (fig:OesterdamBiovolume)). In april zijn de nauplii en copepodieten van de Copepoda met de biovolume het grootste. De grootste bio-volumina in de maanden mei en oktober komen van de Brachiopoda met in mei als grootste aandeel de watervlooi Daphina en in oktober Bosminidae. Geen van de monsters bevat storend sediment.

Biovolume in mm3 mesozoöplankton per liter  bij meetpunt Oesterdam (de Beauveseere-Storm, 2020)

Figuur 8.19: Biovolume in mm3 mesozoöplankton per liter bij meetpunt Oesterdam (de Beauveseere-Storm, 2020)

8.5 Benthische fauna

Vanuit de MWTL monitoring wordt er onderzoek gedaan naar de bentische fauna. Aanvullend worden er sinds 2011 jaarlijks metingen vericht van de Quagga- en driehoeksmosselen in het Volkerak-Zoommeer.

8.5.1 MWTL meetgegevens

Figuur 8.20: Monster locaties in het Volkerak-Zoommeer

Bemonsteringsmethodiek

Bemonsterlocatie

Meetlocatie

Deelgebied Zone Diepte

Bemonstermethode

t/m 2006

na 2006
DINTSGZWT Volkerak Litoraal 0.3 m Stenen Geen
KRAMMSSKMDN Volkerak Litoraal 0.3 m Steekbuis Handnet
KRAMMSSO2003 Volkerak Litoraal 1 m Handnet Geen
MIDDHLGT02 Volkerak Litoraal 0.3 m Stenen Stenen
NOORDGT Volkerak Profundaal 3 m Geen Boxcorer
POLDZDLD Volkerak Litoraal 0.3 m Geen Handnet
VENTJGPTN Volkerak Litoraal 0.3 m Steekbuis Handnet
VOLKRK Volkerak Profundaal 7 m Geen Boxcorer
VOLKROT02 Volkerak Profundaal 10 m Van Veenhapper Boxcorer
ZUIDLD2007 Volkerak Litoraal 1 m Handnet Geen
ZUIDVE2 Volkerak Profundaal 7 m Geen Boxcorer
PRINSSPOT Zoommeer Litoraal 0.3 m Stenen Stenen
PRINSSPZD Zoommeer Litoraal 0.3 m Steekbuis Handnet
SPEELMPT2004 Zoommeer Litoraal 1 m Handnet Geen
SPEELMPTN2 Zoommeer Litoraal 0.3 m Geen Handnet
ZOOMMDN2 Zoommeer Profundaal 11 m Geen Boxcorer
ZOOMMWT2 Zoommeer Profundaal 11 m Geen Boxcorer

Zoals uit de bovenstaande tabel blijkt zijn er per lokatie vaak verschillende bemonsteringsmethoden gebruikt. In de tabel wordt gesproken van de zones Litoraal en Profundaal, maar het Volkerak-Zoommeer kent geen invloed van getij. Voor 2006 werd er op ondiepe lokaties ook bemonsterd met behulp van een steekbuis en op de diepere lokaties met een Van Veenhapper. Op de ondiepe lokaties is dit vervangen door bemonstering met de macrofaunahandnet. Op de diepere locaties is bemonsterd met een boxcorrer. Op enkele locaties heeft er monitoring plaatgevonden door handmatig of met een grijper stenen te bemonsteren. Voor 2012 is bij een monster ook de monsterdiepte opgenomen, echter is dit na 2012 niet meer geregistreerd. Aanvullend zijn er bij deze monitoring de aantallen van een gevonden soort geregistreerd en is er geen biomassa berekend. Hierdoor kunnen de gemonitoorde waarden meer van jaar op jaar variëren.

De ontwikkeling van de macrofauna is weergegeven per soortgroepen. Hierbij zijn de meetingen in het profundaal (metingen genomen met de boxcorer) en het littoraal (stenen) van elkaar gescheiden. Daarnaast is er onderscheid gemaakt in het Volkerak en het Zoommeer. Elk van de metingen is verrekend naar aantal per vierkante meter (n/m2).

Dit resulteerd in het overzicht:

  • Volkerak:
    • Profundaal : VOLKROT02, VOLKRK, NOORDGT, ZUIDVE2 (8.21)
    • Litoraal
      • Stenen: DINTSGZWT, MIDDHLGT02 (8.22)
      • Handnet: VENTJGPTN, KRAMMSSKMDN, DINTSGZWT, POLDZDLD (8.23)
  • Zoommeer
    • Profundaal : ZOOMMMDN2, ZOOMMWT2 (8.24)
    • Litoraal
      • Stenen: PRINSSPOT (8.25)
      • Handnet: PRINSSPZD, SPEELMPTN2 (8.26)
Ontwikkeling van de soortgroepen op basis van de genomen monsters in het Volkerak Profundaal

Figuur 8.21: Ontwikkeling van de soortgroepen op basis van de genomen monsters in het Volkerak Profundaal

Ontwikkeling van de soortgroepen opbasis van de genomen monsters van stenen in het Volkerak Litoraal

Figuur 8.22: Ontwikkeling van de soortgroepen opbasis van de genomen monsters van stenen in het Volkerak Litoraal

Ontwikkeling van de soortgroepen op basis van de genomen monsters met handnet in het Volkerak Litoraal

Figuur 8.23: Ontwikkeling van de soortgroepen op basis van de genomen monsters met handnet in het Volkerak Litoraal

Ontwikkeling van de soortgroepen op basis van de genomen monsters in het Zoommeer Profundaal

Figuur 8.24: Ontwikkeling van de soortgroepen op basis van de genomen monsters in het Zoommeer Profundaal

Ontwikkeling van de soortgroepen op basis van de genomen monsters van stenen in het Zoommeer Litoraal

Figuur 8.25: Ontwikkeling van de soortgroepen op basis van de genomen monsters van stenen in het Zoommeer Litoraal

Ontwikkeling van de soortgroepen op basis van de genomen monsters met handnet in het Zoommeer Litoraal

Figuur 8.26: Ontwikkeling van de soortgroepen op basis van de genomen monsters met handnet in het Zoommeer Litoraal

8.5.2 Mosselstandonderzoek

Sinds 2011 wordt er elk jaar een gestandaardiseerd mosselstandonderzoek uitgevoerd in het Volkerak-Zoommeer. Deze metingen zijn gerapporteerd in Bij de Vaate, Jansen en Bij de Vaate bij de Vaate, Jansen, and bij de Vaate (2019) en Postma en Keijzers (Postma2020?). Van dit laatste rapport zijn de data nog niet in deze systeemrapportage verwerkt. Ook de laatste opname in 2021 is nog niet in deze systeemrapportage opgenomen.

Tijdens het mosselstandonderzoek wordt er in raaien met een Van Veen happer de mosseldichtheid (ml/m2), de bodem consistentie en het substraat bemeten. Bij elke monstername wordt een unieke plek indicatie nummer, de diepte, tijdstip en geografische locatie genoteerd (figuur 8.29). De meetresultaten van Lutum en Veen in de bodem zijn zichtbaar in het hoofdstuk “Bathymetrie en morfodynamiek”.

De rapportage van de mosselstandontwikkeling vindt in de rapporten van Bij de Vaate plaats aan de hand van deelgebieden. Hiervoor zijn 4 deelgebieden onderscheiden: Volkerak A, Volkerak B, Schelde-Rijn kanaal en Zoommeer (figuur 8.27 ).

Voor enkele van de meetlocaties worden de schelplengtes en aantal individuen van de Quaggamosselen (Dreissena rostriformis bugensis) en Driehoeksmosselen (Dreissena polymorpha) opgenomen (figuren 8.31, 8.32 & 8.33 ) . Ook wordt het Volume van de Quaggamosselen vergeleken met de lengtes (figuren 8.30 & 8.28). Aanvullend wordt voor een deel van de gevonden mosselen het asvrijdrooggewicht (AWD) bepaald (8.34).

Figuur 8.27: Deelgebieden in het Volkerak-Zoommeer aan de hand van Bij de Vaate et al., 2011

Volume Quagga mosselen per deelgebied (ml/m2)

Figuur 8.28: Volume Quagga mosselen per deelgebied (ml/m2)

Figuur 8.29: Schelp volume gemeten in het Volkerak-Zoommeer

Schelp volume gemeten per lengte klasse

Figuur 8.30: Schelp volume gemeten per lengte klasse

Aantal Quagga mosselen per schelplengte klasse

Figuur 8.31: Aantal Quagga mosselen per schelplengte klasse

Aantal Dreissena mosselen per schelplengte klasse

Figuur 8.32: Aantal Dreissena mosselen per schelplengte klasse

Aandeel Quagga mosselen per schelplengte klasse

Figuur 8.33: Aandeel Quagga mosselen per schelplengte klasse

Asvrijdrooggewicht Quagga mosselen per deelgebied

Figuur 8.34: Asvrijdrooggewicht Quagga mosselen per deelgebied

8.6 Waterplanten

Drie-jaarlijks sinds 2005 worden er metingen verricht aan de waterplanten bedekking in het Volkerak-Zoommeer. Opnames voor het deelgebied Volkerak tot 2019 zijn opgenomen in deze systeemrapportage. Voor het deelgebied Eendracht-Zoommeer zijn opnames tot 2017 opgenomen.

Waterplantenonderzoek

Gemiddelde bedekking in het Volkerak-Zoommeer

Figuur 8.35: Gemiddelde bedekking in het Volkerak-Zoommeer

In figuren 8.36 en 8.37 zijn de ontwikkelingen van het aantal soorten in het Volkerak-Zoommeer weergegeven. In enkele jaren zijn er bij de monitoring echter ook oeversoorten opgenomen en algen en mossen. Deze zijn uit deze overzichten weggelaten. Daarnaast in het genus Zannichellia niet altijd op naam te brengen, hierom zijn de verschillende soorten van dit genus samengevoegd. Ook de variaties van Chara vulgaris zijn samengevoegd

Gemiddeld aantal soorten in het Volkerak-Zoommeer

Figuur 8.36: Gemiddeld aantal soorten in het Volkerak-Zoommeer

Totaal aantal soorten in het Volkerak-Zoommeer

Figuur 8.37: Totaal aantal soorten in het Volkerak-Zoommeer

Soortenontwikkeling in het Volkerak

Figuur 8.38: Soortenontwikkeling in het Volkerak

Soortenontwikkeling in het Zoommeer en Eendracht

Figuur 8.39: Soortenontwikkeling in het Zoommeer en Eendracht

Figuur 8.40: Gemiddelde Totale bedekking in het Volkerak

8.7 Vissen inclusief vismigratie

Drie-jaarlijks sinds 2008 wordt de visstand gemonitord in het Volkerak-Zoommeer. Hiervoor heeft sporadische monitoring plaatsgevonden. Aanvullend is er in 2018 en 2019 eDNA onderzoek uitgevoerd.

8.7.1 Huidige status

Deze informatie is gebaseerd op de bevindingen in Mulder, Winter en Tangelder(2020).

Visstandonderzoek

In het Volkerak-Zoommeer zijn er meermalig visstandonderzoeken uitgevoerd. De eerste vond kort na het onstaan van Volkerak-Zoommeer plaats Kalkman, B.A., Ligtvoet, W. & Grimm (1991a). Hierna is de vis in 1997 met een boomkor (Klinge, M. & Grimm 1998) bemonsterd, en in 2002 met een stortkuil (Rutjes and Wullink 2003). Vanaf 2008 is men begonnen met een driejaarlijkse cyclus van visstandonderzoek met een boomkor en elektrisch schepnet als onderdeel van de Monitoring van de Waterstaatkundige Toestand des Lands (MWTL) (o.a. Graaf et al. 2015). Hiervan vond de meest recente visstandbemonstering plaats in 2017 (Mies and van Giels 2018). In 2014 heeft er aanvullend vismontoring plaatsgevonden bij de kunstwerken van het Volkerak-Zoommeer om de mogelijkheden van visintrek van zout naar zoet en visa versa te onderzoeken (Dubbeldam and van Broekhoven 2014).

De bemonsteringen van het Volkerak in 2019 en het Zoommeer in 2020 zijn nog niet opgenomen in deze systeemrapportage.

Vissoorten

Door Mulder, Winter en Tangelder(2020) is een overzicht gemaakt voor de kansen van vismigratie in het Volkerak-Zoommeer en aangrezende wateren. Hierin komt naarvoren dat na de afsluiting de mariene vissoorten merendeels zijn vervangen door zoetwatervissoorten. Veel van deze soorten behoren tot de eurytope soorten, soorten die geen sterke eisen stellen aan hun leefomgeving en zowel in stromend als niet stromend water voorkomen. Enkele voorbeelden die in het Volkerak-Zoommeer voorkomen zijn de brasem, baars, paling, snoekbaars, blankvoorn, snoek, driedoornige stekelbaars en pos (Mies and van Giels 2018). Enkele soorten behoren tot de diadrome soorten, die migreren van tussen zoet en zout water. Enkele voorbeelden die in het Volkerak-Zoommeer voorkomen zijn de bot, houting en spiering. Daarnaaast zijn ook mariene soorten aangetroffen, zoals harder, haring, koornaarvis, schol en sprot. Ook exoten komen in het Volkerak-Zoommeer voor, hiervan worden onder andere de soorten marmergrondel, roofblei en zwartbekgrondel aangetroffen.

Visbestand

Tussen 2008 en 2017 is het visbestand in het Volkerak-Zoommeer afgenomen. In het Krammer-Volkerak is dit van 250 kg vis /ha naar 200 kg vis / ha. In het Zoommeer is dit 320 kg vis/ha naar 160 kg vis/ha. Volgens Mies & Van Giels (2018) zijn een verandering in waterkwaliteit, voedselaanbod en onttrekkingen van vis door beroeps- en sportvisserij hier mogelijke oorzaken van.

Vismigratie

Het Volkerak-Zoommeer vormt met de kunstwerken Krammersluizen, Bergse diepsluis en de Bathse spuisluis en verbinding tussen de zoute Ooster- en Westerschelde en het zoete Volkerak-Zoommeer. Vanuit het Volkerak-Zoommeer zijn er via de kunstwerken Volkeraksluizen en Kreekraksluizen verbindingen naar het zoete Hollands Diep en Antwerps kanaalpand. Er is een vrije verbinding met de rivieren Steenbergse Vliet en Dintel naar het Brabantse achterland. De beek de Zoom via de Theodorus haven uitkomt op het Zoommeer. Aanvullend zijn er twee afgesloten meren nabij Bergen op Zoom, de Binnenschelde en het Markiezaatsmeer. Vanuit de verschillende aangelegen polders van het Volkerak-Zoommeer wordt water onder vrij verval ingelaten voor doorspoeling.

De huidige migratiekansen voor soorten als rivierprik en zeeprik worden momenteel klein geacht in het Volkerak-Zoommeer. Historisch kwam de zeeprik wel voor in de Schelde en naar waarschijnlijkheid ook in de Brabantse beken die rechtstreeks in de delta uitmondden, maar momenteel vormt het Volkerak-Zoommeer geen geschik opgroeigebied voor larven en ontbreekt het aan geschikt paaigebied in het directe achterland (Mulder, Winter, and Tangelder 2020).

In de fuiken rondom de sluizen in het Volkerak-Zoommeer is een anadrome variant van de driedoornige stekelbaars aangetroffen (Dubbeldam and van Broekhoven 2014). De driedoornige stekelbaars is zeer flexibel en kan zich zowel in zout, brak als zoet water voortplanten. Voor migrerende populaties van deze soort is de verplaatsing tussen zoet en zout water van belang.

Ook is de verwachting dat het zoete Volkerak-Zoommeer gebruikt wordt door zeeforel en dunlipharder om te foerageren en deze zullen hierdoor in bepaalde seizoenen in de meren aanwezig zijn (Mulder, Winter, and Tangelder 2020). Aan het einde van de zomer trekt de dunlipharder naar het zuiden om in diepere en warmere wateren te overwinteren.

De bot kan het grootste deel van zijn volwassen leven doorbrengen in het zoete water en trekt naar zout water om te paaien. Vanaf de paai in open zee kunnen de botlarven zich met de zeestromen laten voortsturen richting de estuaria en zal vanuit daar met behulp van selectief getijde transport de zoete wateren optrekken. Dezelfde verplaatsingsmanier wordt gebruikt door de glasaal, de larvale fase van de paling, die vanuit de Sargassozee naar het Europese continent trekt. De paling groeit verder op in de zoete binnenwateren totdat deze als schieraal weer naar zee trekt om zich voort te planten.

Passeerbaarheid van knooppunten tussen Volkerak-Zoommeer en omliggende watersystemen in de delta (Mulder, Winter en Tangelder, 2020)

Figuur 8.41: Passeerbaarheid van knooppunten tussen Volkerak-Zoommeer en omliggende watersystemen in de delta (Mulder, Winter en Tangelder, 2020)

8.7.2 Vispasseerbaarheid kunstwerken

Ten behoeven van de vispasseerbaarheid worden de Bergsediepsluis en de Bathse spuisluis vispasseerbaar beheerd.

Bij de Bergsediepsluis wordt een natuurlijk sluisbeheer uitgevoerd ten gunste van migrerende vissen. Hierbij worden de rinketten een langer open gehouden waardoor er uitwisseling is tussen de Oosterschelde en het Volkerak-Zoommeer. Wanneer de waterstand van de Oosterschelde lager is dan het Zoommeer, stroomt zoet, momenteel blauwalgrijk, water richting de Oosterschelde. Wanneer de waterstand van de Oosterschelde hoger is dan die van het Zoommeer, dan stroomt er zout water richting het Zoommeer.

Visvriendelijk beheer waarbij na spuien een terugstroom wordt toegelaten. Dit wordt uitgevoerd bij de Bergsediepsluis. OS staat voor het waterpeil van de Oosterschelde en VZM voor het waterpeil van het Volkerak-Zoommeer

Figuur 8.42: Visvriendelijk beheer waarbij na spuien een terugstroom wordt toegelaten. Dit wordt uitgevoerd bij de Bergsediepsluis. OS staat voor het waterpeil van de Oosterschelde en VZM voor het waterpeil van het Volkerak-Zoommeer

Bij de Bathse spuisluis is één van de zes kokers ingericht voor vismigratie. Hier wordt een guillotineschuif op een kier gehouden en sluit de waakdeur vertraagd. In detail wordt de vispasseerbaarheid van de Bathse spuisluis als volgt gewaarborgd:

  1. Schuif 1 wordt geopend bij een afgaand getij waarbij de waterniveau van de Westerschelde -15cm lager is dan het Zoommeer waterniveau. Bij voldoende debiet zal de waakdeur zich verplaatsen, contact maken met de magneten en vastkleven.

  2. Schuif 1 wordt dicht gestuurd naar de vismigratiestand wanneer er tijdens opkomend getij een verschil is bereikt van -30cm, Westerschelde waterniveau ten opzichte van het Zoommeer waterniveau, de magneten blijven bekrachtigd en houden de waakdeur geforceerd geopend.

  3. Bij opkomend getij, waarbij het waterniveau op de Westerschelde gelijk is aan het Zoommeer waterniveau, wordt er een timer gestart die, na een ingestelde tijd van 0 t/m 10 minuten, de schuif volledig sluit naar eindstand ‘neer’. Als de schuif volledig gesloten is worden de magneten ontkracht en kan, indien nodig, de waakdeur zichzelf sluiten.

8.7.3 eDNA onderzoek

In het eDNA onderzoek in het Volkerak van 2018 (Tanis et al. 2020b) zijn ten minste 12 vissoorten aangetroffen, namelijk Baars, Blankvoorn, Bot, Brasem, Driedoornige stekelbaars, Dunlipharder, Karper, Paling, Snoekbaars, Spiering, Winde en Zwartbekgrondel (figuur 8.43). De samenstelling van het vissen-eDNA vertoont een sterke verandering in de tijd. In mei en juli heeft Baars het grootste aandeel aan vissen-eDNA (>50 %), terwijl in juni het aandeel van Winde bijna 80% is. Brasem maakt in mei en juli een significant deel van de eDNA uit, maar is nagenoeg niet te vinden in het monster van juli.

eDNA relatief aandeel aangetroffen vissen in het Volkerak (TanisEtAll, 2020)

Figuur 8.43: eDNA relatief aandeel aangetroffen vissen in het Volkerak (TanisEtAll, 2020)

8.8 Vogels

Jaarlijks wordt de Vogelstand geïnventariseerd door SOVON.

8.8.1 Natura 2000

Onderstaande beschrijving is afkomstig van de internetpagina over Natura 2000, alwaar ook per gebied overzichten te vinden zijn met alle broedvogel- en niet-broedvogelsoorten waarvoor het Natura 2000-gebied is aangewezen met bijbehorende doelen. Deze zijn voor het Krammer-Volkerak en het Zoommeer echter nog niet definitief.

Het Volkerak-Zoommeer in zijn huidige vorm is een “afgesloten zeearm” waarin nog veel van de kenmerken van het voormalige intergetijdegebied bewaard zijn gebleven (diepe centrale geul met steile taluds en aansluitende ondiepten met minder steil talud en drooggevallen platen). Binnen een paar maanden werd het water zoet en het peil werd gefixeerd op 0 cm NAP. Daardoor viel een deel van het voormalige intergetijdegebied permanent droog. Oeverafslag als gevolg van het gefixeerde peil werd gestopt door de aanleg van vooroevers, en in de periode 1989-99 werd een veertigtal eilandjes aangelegd, met een totale oppervlakte van circa 80 ha. De successie van de vegetatie is nog volop gaande en door de traagheid van de ontzilting van de bodem, in een aantal deelgebieden is de rol van zilte pioniersoorten op de platen nog steeds groot.

De ontwikkelingen van de broedvogels en de trekvogels als ganzen zijn in hoge mate een afspiegeling van de vegetatiesuccessie, met een tijdelijke opkomst van pioniers als kale grondbroeders (kluut, plevieren, sterns) en gras- en zaadeters. Een aantal soorten ganzen (kolgans, grauwe gans) en weidevogels heeft een meer permanente plek gekregen. De ontwikkelingen in het water zijn sterk gestuurd door hoge en toenemende nutriëntgehalten (met bijbehorende vissen).

Voor het Volkerakmeer geldt dat in de huidige situatie bij de niet-broedvogels de betekenis op landelijke schaal het grootst is bij de brilduiker (12 % landelijk gemiddelde), vervolgens bij fuut, kuifeend en kluut (4-5 %). Daarnaast is het een zeer belangrijk broedgebied voor broedvogels van schaars begroeide zandplaten (bontbekplevier, strandplevier) en schaars begroeide oevers met aangrenzend ondiep water (kluut). Deze habitats zijn tevens van belang voor meeuwen en sterns (zwartkopmeeuw, kleine mantelmeeuw, visdief, dwergstern).

Voor het Zoommeer geldt in de huidige situatie dat bij de niet-broedvogels de betekenis op landelijke schaal het grootst is bij Fuut, Krakeend, Wintertaling en Pijlstaart, maar geen enkele soort bereikt gemiddeld een aandeel van meer dan 1 % van de Nederlandse populatie.

In 2017 is er een Natura 2000 Ontwerpaanwijzig uitgebracht voor het Krammer-Volkerak (DN&B 2017a) en het Zoommeer(DN&B 2017b). Hieronder is de status van de vogelsoorten per deelgebied en aanwijzing weergegeven.

Tabel Vogelrichtlijn soorten Ontwerpaanwijzing Krammer-Volkerak (gebied 114) en Zoommeer (gebied 120) die beschermd zijn onder artikel 4 van Richtlijn 2009/147/EG. Hierbij staat 1 voor vogelsoorten beschermd onder het eerste lid en 2 voor trekkende vogelsoorten beschermd onder het tweede lid.

Vogelrichtlijn code Vogelsoort Latijnse naam Krammer-Volkerak Zoommeer
A005 Fuut Podiceps cristatus 2 2
A007 Kuifduiker Podiceps auritus 1
A017 Aalscholver Phalacrocorax carbo 2
A034 Lepelaar Platalea leucorodia 1
A037 Kleine zwaan Cygnus bewickii 1
A043 Grauwe gans Anser anser 2 2
A045 Brandgans Branta leucopsis 1
A046 Rotgans Branta bernicla 2 2
A048 Bergeend Tadorna tadorna 2 2
A050 Smient Anas penelope 2 2
A051 Krakeend Anas strepera 2 2
A052 Wintertaling Anas crecca 2 2
A054 Pijlstaart Anas acuta 2 2
A056 Slobeend Anas clypeata 2 2
A059 Tafeleend Aythya ferina 2
A061 Kuifeend Aythya fuligula 2 2
A067 Brilduiker Bucephala clangula 2
A069 Middelste zaagbek Mergus serrator 2
A081 Bruine kiekendief Circus aeruginosus 1
A094 Visarend Pandion haliaetus 1
A103 Slechtvalk Falco peregrinus 1
A125 Meerkoet Fulica astra 2 2
A132 Kluut Recurvirostra avosetta 1 1
A137 Bontbekplevier Charadrius hiaticula 2
A138 Standplevier Charadrius alexandrinus 1 1
A156 Grutto Limosa limosa 2
A162 Tureluur Tringa totanus 2
A176 Zwartkopmeeuw Larus melonocephalus 1 1
A193 Visdief Sterna hirundo 1 1
A195 Dwergstern Sterna albifrons 1

8.8.2 Rode lijst

De rode lijst van voorkomende vogels in Nederland is terug te vinden bij Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

8.9 Zoogdieren

Gegevens over zoogdieren zijn nog niet opgenomen in deze systeemrapportage.

8.10 Exoten

Exoten worden niet altijd meegenomen in routine monitoringsprogramma’s, vooral niet wanneer ze nog maar net gevestigd zijn. In de vismonitoring wordt overigens wel aandacht besteed aan exoten. Vanuit NDFF is een export aangevraagd van waarnemingen in het Volkerak Zoommeer voor de volgende soorten: Chinese wolhandkrab, Watercrassula, Roofblei, Zwartbekgrondel, Marmergrondel.

Totale maximum en minium aantallen aangetroffen in Volkerak Zoommeer doorheen de tijd. Bron: NDFF

Figuur 8.83: Totale maximum en minium aantallen aangetroffen in Volkerak Zoommeer doorheen de tijd. Bron: NDFF

Ruimtelijk voorkomen van levende exemplaren van exoten per soort.

Figuur 8.84: Ruimtelijk voorkomen van levende exemplaren van exoten per soort.

8.11 Voedselweb en voedselpiramide

Informatie over het voedselweb en/of de voedselpiramide is nog niet opgenomen in deze systeemrapportage.

8.12 KRW doelen ecologie

Het Volkerak-Zoommeer is binnen de Kaderrichtlijn Water (KRW) geclassificeerd als een M20 type met de kanttekening dat dit een sterk veranderd waterlichaam betreft. Het type M20 staat voor “Matig grote diep gebufferde meren”.

Overzicht KRW doelen ecologie

Onderstaand in tabel 8.1 zijn de Ecologische Kwaliteit Ratio (EKRs) doelen voor het Volkerak-Zoommeer weergegeven. Deze EKRs worden berekend op basis van een verhouding tussen de soortensamenstelling, abundantie en biomassa die specicifiek is voor het KRW type M20. Deze berekeningswijze van de EKR scoren is omschreven in het document STOWA Referenties en Maatlatten voor Natuurlijke Watertypen voor de Kaderrichtlijn Water 2021-2027 .

Tabel 8.1: Overzicht van de KRW doelen voor ecologie in het Volkerak-Zoommeer.
Waterlichaam.Identificatie Typering.Omschrijving Hoedanigheid.Code Classificatie Ondergrens.Waarde Bovengrens.Waarde
NL89_zoommedt Macrofauna-kwaliteit EKR slecht 0.00 0.14
NL89_zoommedt Macrofauna-kwaliteit EKR ontoereikend 0.14 0.28
NL89_zoommedt Macrofauna-kwaliteit EKR matig 0.28 0.42
NL89_zoommedt Macrofauna-kwaliteit EKR goed 0.42 1.00
NL89_zoommedt Vis-kwaliteit EKR slecht 0.00 0.03
NL89_zoommedt Vis-kwaliteit EKR ontoereikend 0.03 0.06
NL89_zoommedt Vis-kwaliteit EKR matig 0.06 0.09
NL89_zoommedt Vis-kwaliteit EKR goed 0.09 1.00
NL89_zoommedt Fytoplankton-kwaliteit EKR slecht 0.00 0.19
NL89_zoommedt Fytoplankton-kwaliteit EKR ontoereikend 0.19 0.39
NL89_zoommedt Fytoplankton-kwaliteit EKR matig 0.39 0.58
NL89_zoommedt Fytoplankton-kwaliteit EKR goed 0.58 1.00
NL89_zoommedt Overige waterflora-kwaliteit EKR goed 0.20 1.00
NL89_zoommedt Overige waterflora-kwaliteit EKR matig 0.13 0.20
NL89_zoommedt Overige waterflora-kwaliteit EKR slecht 0.00 0.07
NL89_zoommedt Overige waterflora-kwaliteit EKR ontoereikend 0.07 0.13
NL89_volkerak Fytoplankton-kwaliteit EKR slecht 0.00 0.18
NL89_volkerak Fytoplankton-kwaliteit EKR ontoereikend 0.18 0.36
NL89_volkerak Fytoplankton-kwaliteit EKR matig 0.36 0.54
NL89_volkerak Fytoplankton-kwaliteit EKR goed 0.54 1.00
NL89_volkerak Macrofauna-kwaliteit EKR slecht 0.00 0.16
NL89_volkerak Macrofauna-kwaliteit EKR ontoereikend 0.16 0.31
NL89_volkerak Macrofauna-kwaliteit EKR matig 0.31 0.47
NL89_volkerak Macrofauna-kwaliteit EKR goed 0.47 1.00
NL89_volkerak Vis-kwaliteit EKR slecht 0.00 0.03
NL89_volkerak Vis-kwaliteit EKR ontoereikend 0.03 0.06
NL89_volkerak Vis-kwaliteit EKR matig 0.06 0.09
NL89_volkerak Vis-kwaliteit EKR goed 0.09 1.00
NL89_volkerak Overige waterflora-kwaliteit EKR slecht 0.00 0.10
NL89_volkerak Overige waterflora-kwaliteit EKR ontoereikend 0.10 0.20
NL89_volkerak Overige waterflora-kwaliteit EKR matig 0.20 0.30
NL89_volkerak Overige waterflora-kwaliteit EKR goed 0.30 1.00